Prinsjesdag: Wetsvoorstel Belastingplan 2021

Het Belastingplan 2021 en overige Prinsjesdagstukken zijn op dinsdag 15 september 2020 om 15.15 uur door minister Hoekstra aangeboden aan de Tweede Kamer.

Lagere bijtelling voor elektrische auto met zonnepanelen

In de Wet fiscale maatregelen Klimaatakkoord is al vastgelegd dat de genoemde korting op de bijtelling in stappen wordt afgebouwd, van 14% voor 2020 naar 10% voor 2021, 6% voor 2022, 2023 en 2024, 5% voor 2025 tot uiteindelijk nul vanaf 1 januari 2026. Daarbij wordt de zogenoemde cap, zijnde het deel van de catalogusprijs waarop de korting van toepassing is (op dit moment geldt een korting van 14% en een cap van € 45.000 waardoor de korting op de bijtelling in 2020 maximaal € 6.300 bedraagt), in 2021 verlaagd tot € 40.000 en daarna – in tegenstelling tot het percentage en daarmee het maximumbedrag van de verlaging – niet meer aangepast.

De cap is niet van toepassing op emissievrije auto’s met een motor die kan worden gevoed met waterstof. Voor die auto’s is de korting op de bijtelling derhalve niet gemaximeerd. In het kader van het Klimaatakkoord is afgesproken om deze uitzondering uit te breiden tot zonnecelauto’s. In de memorie van toelichting van het wetsvoorstel Wet fiscale maatregelen Klimaatakkoord is aangekondigd dat het kabinet met een voorstel zal komen om deze uitzondering voor zonnecelauto’s met ingang van 1 januari 2021 te realiseren. Aan die aankondiging wordt gevolg gegeven met het onderhavige wetsvoorstel. Indien een elektrische auto met geïntegreerde zonnepanelen aan die definitie voldoet, geldt de cap niet. Het resultaat is dat voor het jaar 2021 de korting op de bijtelling voor een reguliere elektrische auto 10% van de cataloguswaarde bedraagt met een maximum van € 4.000 en voor een waterstofauto en een zonnecelauto de korting steeds 10% van de cataloguswaarde bedraagt.

Aanpassen zelfstandigenaftrek

In het Belastingplan 2020 is een afbouw van de zelfstandigenaftrek geregeld. De reden voor deze afbouw is het verkleinen van het verschil in fiscale behandeling tussen werknemers en zelfstandigen. De afbouw is zo vormgegeven dat de zelfstandigenaftrek met ingang van 2020 in
acht stappen van € 250 en één stap van € 280 wordt afgebouwd naar € 5.000 in 2028. Hiertegenover staat een verhoging van de arbeidskorting in zowel 2020 als 2021 met € 106 en in 2022 met € 73. Hiervan profiteren zelfstandigen en werknemers. Om de lasten incidenteel in 2021
te verlichten, wordt voorgesteld de verhoging van de arbeidskorting uit 2022 al in 2021 in te voeren. Tegelijkertijd kan dan in 2021 de zelfstandigenaftrek met additioneel circa € 110 worden afgebouwd (in totaal € 360) zonder dat dit in 2021 tot negatieve inkomenseffecten leidt voor het overgrote deel van de zelfstandigen. Voorgesteld wordt de afbouw van de zelfstandigenaftrek te versnellen, waarbij vanaf 1 januari 2021 de zelfstandigenaftrek van thans € 7.030 tot en met 2027 wordt verlaagd met € 360 per jaar (in plaats van met € 250 per jaar) en per 1 januari 2028 met € 390.

Fiscale behandeling Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19 voor niet-werknemers

Voorgesteld wordt om met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2020 de vanaf die datum toegepaste fiscale behandeling te codificeren van de bonus die wordt toegekend op basis van de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19. Deze regeling van de minister van VWS is bedoeld om zorgprofessionals die in hun werk direct of indirect de gevolgen van de uitbraak van het coronavirus hebben ondervonden een bonus te geven van € 1.000 netto, zonder gevolgen voor de heffing van inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen en zonder dat deze bonus gaat behoren tot het inkomen dat relevant is voor inkomensafhankelijke regelingen zoals toeslagen. Uitgangspunt voor de uitwerking van de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19 is dat de administratieve last voor werkgevers en de uitvoeringslast voor het Rijk beperkt worden gehouden.

Tijdelijke overbruggingsregeling voor flexibele arbeidskrachten (COVID-19)

Voorgesteld wordt om met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2020 de vanaf die datum toegepaste fiscale behandeling te codificeren van de Tijdelijke overbruggingsregeling voor flexibele arbeidskrachten (TOFA).

 

Verruimen gerichte vrijstelling scholingskosten

Het kabinet stelt voor om de gerichte vrijstelling voor scholing ook te laten gelden bij vergoedingen en verstrekkingen ten behoeve van scholing die voortvloeien uit vroegere arbeid. De verruiming ziet op vergoedingen en verstrekkingen ten aanzien van het volgen van een opleiding of studie met het oog op het verwerven van inkomen en niet op vergoedingen en verstrekkingen voor onderhoud en verbetering van kennis en vaardigheden van de dienstbetrekking.

Aanpassen vrije ruimte werkkostenregeling

In het Besluit noodmaatregelen coronacrisis is vooruitlopend op de wetswijziging goedgekeurd dat voor het jaar 2020 wordt uitgegaan van een vrije ruimte die voor de eerste € 400.000 van de fiscale loonsom 3% van dat deel van die fiscale loonsom bedraagt. Dat biedt mogelijkheden aan
werkgevers die daar de financiële ruimte voor hebben om hun werknemers in de moeilijke coronatijd extra tegemoet te komen, bijvoorbeeld door het verstrekken van een cadeaubon. De door de maatregel extra gedane bestedingen kunnen ook steun geven aan sectoren die sterk getroffen zijn door de crisis. Met het onderhavige wetsvoorstel wordt de genoemde goedkeuring gecodificeerd.

Voorgesteld wordt het percentage van 1,2% (het percentage dat geldt voor het restant van de fiscale loonsom vanaf € 400.000) per 1 januari 2021 te verlagen naar 1,18%. De middelen die als gevolg van deze verlaging vrijkomen, worden aangewend ter dekking van de voorgesteldeverruiming van de gerichte vrijstelling voor scholingskosten. De verlaging naar 1,18% is – in tegenstelling tot de hierboven toegelichte verhoging – geen tijdelijke maatregel.

Invoeren van een fiscale coronareserve (COVID-19)

Bij het bepalen van de in het jaar 2019 genoten winst kan een fiscale coronareserve worden gevormd voor het gehele of gedeeltelijke zogenoemde ‘corona-gerelateerde verlies’ dat zich naar verwachting in het jaar 2020 voordoet. Dit geldt op vergelijkbare wijze voor belastingplichtigen die een boekjaar hanteren dat niet gelijk is aan het kalenderjaar. Het ‘corona-gerelateerde verlies’ betreft het verlies voor zover dat verband houdt met de gevolgen van de coronacrisis.

De fiscale coronareserve mag niet groter zijn dan de winst van het jaar 2019 die zou zijn behaald zonder de vorming van een fiscale coronareserve. De fiscale coronareserve wordt in het jaar volgend op het jaar waarin deze reserve is gevormd, volledig in de winst opgenomen. In het beleidsbesluit vooruitlopend op de in dit wetsvoorstel opgenomen fiscale coronareserve zijn de voorwaarden waaronder een dergelijke reserve kan worden gevormd, al uitgewerkt.

Voorkomen van vrijstelling door specifieke renteaftrekbeperking

In de praktijk wordt gesignaleerd dat een specifieke renteaftrekbeperking die beoogt binnen concernverband grondslaguitholling door renteaftrek tegen te gaan, mede als gevolg van de toepassing van de spoedreparatiemaatregelen die voortvloeien uit de Wet spoedreparatie fiscale eenheid, in toenemende mate effectief leidt tot
een vrijstelling van negatieve rente en valutawinsten op grondslag-eroderende schulden. Het kabinet vindt dat onwenselijk. Daarom stelt het kabinet voor om die specifieke renteaftrekbeperking aan te passen zodat deze niet langer tot een ongewenste vrijstelling kan leiden. Op grond van deze renteaftrekbeperking worden bij het bepalen van de winst – onder voorwaarden – de renten op schulden aan een verbonden lichaam of verbonden natuurlijk persoon die verband houden met een aantal nader omschreven rechtshandelingen van aftrek uitgesloten. Het gaat hier onder andere om constructies waarbij binnen concernverband eigen vermogen in Nederland wordt omgezet in vreemd vermogen (zonder dat het totale vermogen in Nederland een wijziging ondergaat) of waarbij rentelasten worden gecreëerd waartegenover vrijgestelde deelnemingsbaten staan.

Aanpassen tarieftabel van de vennootschapsbelasting

Het lage vennootschapsbelastingtarief is per 1 januari 2020 verlaagd van 19% naar 16,5% en het hoge vennootschapsbelastingtarief is op 25% gebleven. Per 1 januari 2021 is reeds wettelijk voorzien in een verlaging van het hoge vennootschapsbelastingtarief van 25% naar 21,7% en van het lage vennootschapsbelastingtarief van 16,5% naar 15%. Bij de augustusbesluitvorming is besloten om af te zien van de verlaging van het hoge vennootschapsbelastingtarief per 1 januari 2021, zodat het hoge vennootschapsbelastingtarief 25% blijft en het lage vennootschapsbelastingtarief van 16,5% naar 15% gaat. Tevens wordt voorgesteld de eerste tariefschijf – waar vanaf 2021 het lage vennootschapsbelastingtarief van 15 % op van toepassing is – te verlengen naar € 245.000 in 2021 en € 395.000 in 2022.

Verhogen van het effectieve tarief van de innovatiebox naar negen procent

Met de verhoging van het effectieve tarief van zeven naar negen procent streeft het kabinet naar een evenwichtige belastingheffing over winsten uit innovatieve activiteiten in Nederland. De verhoging van het effectieve tarief van de innovatiebox leidt ertoe dat de winst die wordt behaald door in Nederland gevestigde innovatieve bedrijven en voortvloeit uit
innovatie zwaarder dan voorheen wordt belast.

Verlengen verlaagd tarief openbare laadpalen

Omdat stimulering nog steeds nuttig is om tot een landelijk dekkend netwerk van laadpalen te komen, wordt voorgesteld om de huidige maatregel met twee jaar te verlengen. Die jaren kunnen worden
gebruikt om een meer gerichte maatregel te ontwikkelen.Prinsjesdag 2016